Werken in de zorg houdt in....




De betekenis van ons leven ligt in het verschil dat we maken in de levens van anderen


 

 

Ogen zijn al in gesprek

 

Ik streel je rimpels tot ontspanning ,vlak scherpe plooien af

 

Lijn het karakteristieke zachter, geef ruimte aan je lach

 

De stilte is verbroken,  je ogen zijn al in gesprek

 

De stem bezingt met warm geluid, de eigen plek

 

Jouw geluk komt onderhuids tot leven, groeit weer naar buiten uit

 

****

 



Grappige uitspraken

  1. Vraag: Hoe ga je om met depressie?
    Antwoord: geen peptalk.
  2. Vraag: Waar let je op bij rapporteren?
    Antwoord: geen groffe teksten en alleen fijten.
  3. Vraag: Wat is een functie van de maag?
    Antwoord: voedsel ontvangen.
  4. Zorgprobleem: humeurige buien.
  5. Uit een scriptie:
    Meneer is dementerend en soms depressief, maar reageert positief op muziek, met name Manke Nelis.
  6. Uit een scriptie:
    Meneer urineerde veel, dronk veel en wilde veel zoetigheid eten. Hij is toen onderzocht op suikerziekte, maar dat bleek het niet te zijn. Toen werd er gedacht aan huwelijksproblemen.
  7. Bij een hypodermoclyse wordt dhr. belemmerd door draden in de benen, bij een infuus door draden in de armen.
  8. Zorgprobleem: ernstige longontsteking.
    Actie: hoofdeind iets omhoog.
  9. Vraag: Waarom was je de vagina van een bewoonster niet met water en zeep?
    Leerling: Anders krijg je niet genoeg zuur. Zuur dient voor het doden van ongewenste bacteriën. Vooral vrouwen hebben dat. Als je zeep gebruikt, dan zorg je ervoor dat al het zuur verdwijnt.
  10. Oraal tempen bij een pg-bewoner: ze begrijpt het misschien niet en dan bijt ze erop, dan heeft ze kwik en glas in haar mond en heb je een kapotte thermometer.

Humor in de zorg


Dementie

 

Ik moet naar huis

maar de deuren zijn gesloten.

Ik heb geen sleutel,

moet ik er harder tegen aan stoten?

 

Ik moet naar huis

maar ze zeggen dat ik hier woon.

Kom maar, u bent wat in de war.

Ik vraag: ‘Waar is mijn zoon?”

 

Ik moet naar huis,

de lichten gaan al aan.

Kom maar, wij brengen u naar bed.

Ik kijk haar niet begrijpend aan.

 

Maar ik moet naar huis

en de deuren blijven dicht!

De zuster trekt mij tegen zich aan.

En ik? Ik kijk hoopvol naar haar gezicht.

 

U hoeft niet naar huis,

daar is alles al geregeld, ze weten ervan.

U slaapt vannacht bij ons.

Ik geloof haar…omdat ik niet anders kan.

 

Maar morgen?…moet ik naar huis.