Verhalen ( Van alles wat)

 

( Om de zoveel tijd wissel ik de verhalen, kom nog eens kijken!)


Kringloopknakworst

 

 

 Door de witte haren kon je een roze bleke hoofdhuis zien. Een beetje gezet en gekleed in eenvoudige bloes en rok. Ach een vrouw van achter in de vijftig hoeft niet zo meer d’r best te doen om er voor de buitenwacht nog aantrekkelijk uit te zien.

O heus wel, als ze eens uitging, naar de bioscoop ef even een pikketaniesie bij Cor. Dan maakte ze zich zo mooi mogelijk op en dan had ze ook og welderis een beetje sjans. Maar ja, al die poedertjes en die smeerseltjes kosten geld en daar had ze niet zo veel van. Ze hield me staande in de budget-supermarkt, waar je voor weinig geld dingen kunt kopen, die net even over de datum zijn, maar nog best lekker, hoor.
 "Kijk het vlees, dat je dan overhoudt, ken je weer inleveren en dat vermalen ze dan in de kroketten en in de worsten. Een soort kringloop knakworst in feite. Je ken ze ook allenig maar kopen in de tweedehandszaken en uitdragerijen en winkels zoals deze. De Kringloopwinkels, zeg maar, zoals bij tante Bep en ome Koos. Die hebben zo'n kringloopwinkel. Voor de werkelozen, zegt-ie altijd. Alles wat hier verdiend wordt gaat naar de werkelozen. Ome Koos was eigenaar van die winkel en tante Bep was zogezeid bij hem in dienst. Heb-ie z'n eigen vrouw, tante Bep dus, ontslagen dat ze ook werkeloos was. En nou gaat alles naar haar toe. Hoeft-ie in ene ook geen belasting meer te betalen. Nee, echt niet. Ze benne pas nog bij hem geweest om z'n boeken te controleren.

Nou toen heb-ie gewoon z'n agenda laten zien en dat was genoeg, zei-die. Zo'n klein zakboekie, weet je niet. Ja, wat hij d'r mee moet weet ik ook niet, want ome Koos ken niet eens lezen. Maar meer had-ie niet, zei-die, ome Koos dus. Vraagt die ambtenaar nog waar al de aanslagen zijn gebleven van de laatste vijf jaar en al die aanmaningen en weet ik veel wat nog meer. Pakt ome Koos een schoenendoos uit de kast en zegt:" Alsjeblief, hier zijn de blauwe brieven.

Je redt je d'r maar mee." Eerlijk waar, al die brieven had-ie nog geen eens open gemaakt. Als nieuw zagen ze d'r nog uit. Kakelvers, zeg maar. Die lui van de belasting konden er geen wijs uit worden en nou hebben ze hem alles kwijtgescholden. Nee, 't is nog veel erger, nou krijgt-ie van de belasting een heleboel geld terug om in zijn werklozenproject te steken. Nou dat steekt-ie dus mooi in tante Bep. En tante Bep steekt het in een nieuwe bontjas."

 Ze was even stil, dat gebeurde niet zo vaak, want ze kwebbelde altijd maar door.
 Ze lekte gewoon woordjes.

 Maar toen mompelde ze:" En mijn steekt ze de ogen uit."

 

 



Bekentenis

 

Enkele jaren geleden stond er in de kranten een bericht over Thaise monniken die betrokken waren bij een reeks schandalen. Monniken zijn gehouden celibatair te leven. In de traditie waartoe de monnik, over wie dit verhaal gaat, behoorde, mag er geen enkel lichamelijk contact zijn met vrouwen. Er waren monniken die zich niet aan deze regel hadden gehouden. En omdat kranten alleen maar goed verkocht worden als er ook naar en sensationeel nieuws in staat, leverde het gedrag van deze monniken natuurlijk stof op voor een interessant artikel. De overgrote meerderheid van de monniken die zich wel aan de regel hielden was uiteraard geen thema voor de krant. Onze monnik die in Thailand heel bekend en zeer geliefd was, vond het de hoogste tijd dat ook hij zijn bekentenis aflegde. Tijdens een toespraak die hij voor driehonderd mensen moest houden verzamelde hij moed en zei: ‘Ik moet u iets bekennen. Het valt me niet gemakkelijk om het te zeggen. ‘Jaren geleden…’, hij aarzelde, zag de gespannen en verontruste gezichten van de toehoorders, maar ging na een korte pauze door: ‘Jaren geleden beleefde ik de gelukkigste uren van mijn leven.’ Weer onderbrak hij, keek naar de reactie van de mensen en vervolgde: ‘Wel, jaren geleden bracht ik de gelukkigste uren van mijn leven door in de armen van een gehuwde vrouw.’ Het was eruit, hij had zijn bekentenis gedaan.Hij ging verder: ‘Wij omarmden, wij streelden en kusten elkaar.’
De monnik liet zijn hoofd zakken en keek naar de grond. Hij kon de ontsteltenis voelen toen de mensen hun adem inhielden. Velen sloegen hun hand voor de mond en mompelden: ‘O nee, toch niet ook onze monnik!’
Hij zag uit zijn ooghoeken enkele mensen richting uitgang lopen om waarschijnlijk nooit meer terug te komen. Toen hief hij zijn hoofd, keek een moment lang aandachtig naar zijn publiek en glimlachte. Nog voor dat iemand de ruimte had verlaten zei hij: ‘Deze vrouw was mijn moeder, ze was getrouwd met mijn vader, en ik was haar baby, en in haar armen bracht ik de gelukkigste uren van mijn leven door.’ Er werd opgelucht adem gehaald en de mensen moesten hard lachen. De monnik zei met luide stem in de microfoon: ‘Nu lachen jullie opgelucht, maar begrijpen jullie ook op welke manier jullie geluisterd hebben?’


Schoenendoos

 

Een man en een vrouw waren 60 jaar getrouwd. Ze hadden al die jaren alles gedeeld, alles samen besproken. Ze hadden geen geheimen voor elkaar, behalve dat de kleine oude vrouw een schoenendoos bovenin haar linnenkast bewaarde, waar haar man nooit naar gevraagd en nooit in gekeken had. Al die jaren had hij niet aan die doos gedacht, totdat zijn vrouw op een dag ernstig ziek werd en de dokter zei dat ze niet zou herstellen. Omdat hij van alles wilde regelen, pakte hij de schoenendoos en bracht hem bij zijn vrouw op bed. Ze was het met hem eens dat het tijd werd dat hij wist wat erin zat. Toen hij hem openmaakte, vond hij wat haakwerk, en twee bundels bankbiljetten, samen goed voor een bedrag van € 25.000. Hij vroeg haar waar dat vandaan kwam. Ze zei: ‘Toen wij gingen trouwen, vertelde mijn grootmoeder me dat het geheim van een gelukkig huwelijk was, nooit ruzie te maken. Ze raadde me aan om elke keer als ik boos op jou zou worden, rustig te blijven en een kleedje te haken.’
De oude man schoot zo vol, dat hij moest vechten tegen zijn tranen. In de doos lagen slechts twee kleedjes. Ze was in al die jaren maar twee keer boos op hem geweest. Gevoelens van geluk overspoelden hem. ‘Schat,’ zei hij, ‘dat verklaart de twee kleedjes in de doos, maar hoe zit het met al dat geld?’
‘O,’ zei ze, ‘dat heb ik verdiend met het verkopen van de kleedjes.’


Opmerkelijke wachtkamerlectuur

 

Het was mij al eerder opgevallen. Mannen die uit de spreekkamer kwamen gingen niet naar huis maar namen opnieuw in de wachtkamer plaats en grepen gretig naar dat ene tijdschrift.

Ooit kwam hier een vrouw binnen die het op de tafel had gelegd en zo stil als ze gekomen was ook weer verdween. Sindsdien was de wachtkamer niet meer hetzelfde. Het leek wel of er een mond op mond campagne was ontstaan onder mannen want zodra een man de wachtkamer binnenkwam greep hij naar dat tijdschrift om er vervolgens grinnikend in te lezen.

Vrouwen zijn vaak in gesprek over opvliegers en hun gewicht. Daar hebben vrouwen het vaak over heb ik zo onderhand wel ontdekt, of over hun mannen die zo kleinzerig zijn en dat het maar goed is dat zij geen kinderen hoeven krijgen want dan zou er geen kind meer geboren worden. Geen wonder eigenlijk dat al die mannen hun heil zoeken in de tijdschriften die er liggen. Sommigen doen alsof ze lezen maar ondertussen zie ik wel dat ze de verhalen van de vrouwen maar wat interessant vinden. Velen van hen zijn bang voor de dokter. Dat zie ik wel aan de manier waarop ze met hun benen wiebelen of hun keel schrapen. Een enkeling staart naar het plafond, soms heb ik dan even oogcontact. Mannen zijn niet zo snel uit het veld geslagen als ze mij zien. Ze doen er niet moeilijk over.

Maar sinds de dag dat het mysterieuze tijdschrift er lag waren ze veranderd. Ze luisterden niet meer naar de vrouwenverhalen, hadden geen oog meer voor wat er om hen heen gebeurde, leken wel van de wereld.

Ik begon zo onderhand wel erg nieuwsgierig te worden naar dat tijdschrift maar durfde niet zo goed dichterbij te komen want mensen schrikken altijd zo van mij.
Toch kon ik mij op een dag niet meer bedwingen.
Het was een dag waarop er van alles anders ging.
De werkster was ziek, de dokter was weggeroepen voor een spoedgeval en de assistente had het druk.
Ik zag kans om ongezien uit mijn schuilplaats te komen en naderde het tijdschrift.
Op dat moment hoorde ik de stem van de vrouw die het zo stil gebracht had. Ik hoorde haar tegen de assistente zeggen dat ze het manuscript weer kwam ophalen want ze had een uitgever gevonden. Het mysterieuze tijdschrift was dus een manuscript wat binnenkort een boek zou worden.

Als een speerspin kroop ik terug naar mijn schuilplaats toen ze binnenkwam. Ik kon nog snel een stukje van de titel lezen, de rest lukte niet meer. De vrouw brak een van mijn draden. Blijkbaar had ze geen netwerk nodig. Haar droom zou zonder mij ook in vervulling gaan. Voor haar begon een ander wachten.

De wachtkamer is weer zoals die was. Ik denk dat ik nu maar eens een verzetje moet verzorgen. Langzaam begin ik mijn landing”.




Ouder worden

Over ouder worden en je plaats in het leven.

 

 

 Eerst ben je een jonge hond. Je denkt veel te weten. Net van school af, lekker eigenwijs. Een beetje de blits maken met je zelfverdiende geld. Veel zuipen, roken, of allebei. De andere dag laat maar gezond weer op. De wereld is fantastisch, je bent jong en gelukkig. Verkering doet je zelfvertrouwen toenemen en je jeugdpuistjes vergeten. Wie maak je wat. Zorgen zijn voor morgen en aan morgen denken we vandaag niet. Dollen met je vrienden en in het weekend sporten en lekker stappen. Een beetje bij je ouders zeuren om extra geld. Vooral niet zeggen waar je naar toe gaat, met wie je weggaat en hoe laat je thuis komt. Lekker puberen dus. Muziek moet hard, anders hoor je het niet. Zeuren om een brommer en autorijlessen. Je hebt nog nooit gekust, het wordt eindelijk eens tijd. Je staat voor niemand op en houdt voor niemand de liftdeur open.

Plaats in het systeem: aanvaller.

 

 Dan krijg je een serieuze relatie, gaat trouwen of samenwonen. Je wipt het Ikea-bed makkelijk kapot. Misschien komen er ook kinderen, maar dat maakt eigenlijk niet meer uit. Je gaat zelfstandig wonen. Je ziet voor het eerst echte rekeningen en je moet denken aan morgen, overmorgen en volgende week. Daarmee komen ook de zorgen. Je neemt het leven serieus, meestal te. Je merkt op je werk dat je hard aan moet poten wil je carrière maken. Je hebt nog veel te leren en andere meer ervaren mensen zeggen je wat en hoe je het moet doen. Vaak ben je eigenwijs, doe je het toch anders en ga je onherroepelijk op je bek. Met vallen en opstaan leer je het vak. Stappen doe je nog wel, maar niet meer zoveel. Niet omdat je moe bent, maar omdat het geld niet op je rug groeit. “Hoe deden mijn ouders het” vraag je je af. Voor ouderen houd je de liftdeur open en je zegt meneer of mevrouw tegen ze. Je schopt nog af en toe ergens tegen aan, maar vaker conformeer je je aan het systeem.

Plaats in het systeem: middenvelder

 

 Je bent de dertig gepasseerd. Nu moet je het gemaakt hebben, anders ben je volgens kenners de rest van je leven de sjaak. Jij vertelt die jonge gasten wat en hoe ze het moeten doen. Oudere collega’s probeer je te mijden. Ze zeuren te veel van “dat hebben we in het verleden ook al eens geprobeerd en toen werkte het ook niet”. Je kinderen zie je nauwelijks, je werk is hoofdzaak. “Goh, heeft die kleine verkering? Ik wist nog niet eens dat hij al kon lopen.” Als je relatie in stand blijft heb je mazzel of je partner is een heilige. Beide kan natuurlijk ook. Je maakt - te - veel uren en bent moe als je thuis komt. Vrijen doe je niet meer, geen tijd geen zin. Centjes verdienen. Iemand moet het toch doen? Je collega’s probeer je het" wijgevoel" aan te praten. Bedrijfsfeesten vind je het einde. Werkoverleg vind je belangrijk en je schudt van tijd tot tijd mee aan de reorganisatie boom. Veranderen is noodzakelijk om vooruit te komen, ben je met het management van mening. Ze houden de liftdeur voor je open en zeggen “meneer” tegen je. Plaats in het systeem: nummer 10.

 

 Gezegd wordt dat het gevoel dat je ouder wordt geleidelijk komt. Dat is absoluut niet waar. Dat gevoel overvalt je ineens. Ineens merk je, als je een man bent tenminste, dat je niet meer zo hard kunt plassen. Je kunt het nog maar nauwelijks verbergen dat je niet meer sterker bent dan je kind. Je bent te dik. Het heeft geen zin meer om je buik in te houden om zodoende te trachten indruk te maken op jonge meiden. Dat heeft nooit indruk gemaakt, maar nu voor het eerst dringt de harde waarheid tot je door. Je merkt dat stappen nog wel leuk is, maar dat je minstens een dag nodig hebt om weer bij te komen. Ineens loop je niet meer zo hard, heb je een kunstgebit en kost het trappen lopen je veel moeite. Ineens weet je het: ik word oud. En wanneer je dat beseft, weet je dat het tijd wordt om weer van systeem te gaan veranderen. Collega’s gaan je mijden omdat je net iets te vaak vertelt dat je het vroeger ook zo geprobeerd hebt, maar dat het toen ook al niet werkte. Je vindt het werkoverleg zonde van je tijd en naar feesten van het bedrijf ga je niet meer. Je probeert wanhopig je relatie weer te redden en je kleinkinderen dat te geven wat je eigen kinderen gemist hebben. Je neukt weer en praat met je partner. Dat laatste is wel effe wennen. Je probeert erbij te zitten wanneer er voor de zoveelste keer gereorganiseerd wordt en mensen moeten afvloeien. Je bent teleurgesteld als dat niet zo is. Je neemt al je verlofdagen op en ook iets vaker ziekteverlof, omdat je tijd nodig hebt om bij te komen.

Plaats in het systeem: laatste man.

 

 En dan weet je al dat je hierna voor de laatste keer van systeem moet veranderen. En dat gebeurt wanneer je met pensioen gaat. Als je pech hebt speel je daarna de rest van je leven bingo in het buurthuis of leer je opnieuw stijldansen in het bejaardentehuis. Moet je allebei doen, dan heb je grote kans dat je later door de Paus tot erkend martelaar wordt verheven. Bier drinken doe je nog maar zelden. Je moet er zo van pissen. Dat is niet handig als je nog naar huis moet of moeite hebt om je gulp open te krijgen. Vroeger kon je een vlieg van het plafond af zeiken, nu ben je al blij als je af en toe het toilet weet te vinden. Namen onthoud je niet meer. Muziek moet hard, anders hoor je het niet. Zeuren voor het rollatorexamen. Je kleinkinderen krijgen zelf kinderen en je gaat met de Henri Dunant “gezellig” op vakantie langs de Rijn

. Plaats in het systeem: op de bank.